maandag 25 september 2017

De verliefden

Javier Marias, De verliefden, Meulenhoff, 2012


Marías speelt een mooi spel met de lezer. De observaties van de hoofdpersoon, María Dolz, een vrouw van rond de veertig, werkzaam bij een uitgeverij, worden in lange zinnen, soms van een halve bladzijde, uit de doeken gedaan. Maar niet alleen wat zij ziet of meemaakt, dat zou in vijftig pagina’s verteld kunnen worden, of misschien wel minder, juist ook haar gedachtes en haar ideeën over de anderen, de mensen die een rol spelen in het verhaal. Zij bedenkt wat die anderen zouden kunnen denken en construeert op die manier de loop van de gebeurtenissen.

María Dolves ontbijt ieder morgen in hetzelfde café, min of meer op hetzelfde tijdstip. Aan een van de andere tafeltjes zit een echtpaar, een man en een vrouw die in haar ogen volmaakt gelukkig zijn. Terwijl ze hen observeert, vraagt ze zich af wat zij voor werk doen, waarover ze praten, en waarom het lijkt alsof ze elkaar net kennen, zo verliefd gaan ze met elkaar om en zo levendig en sprankelend zijn de gesprekken, niet alsof ze zojuist uit hetzelfde bed zijn opgestaan. Ook hun kinderen komen wel eens langs in het café.
Maar op een ochtend komt het echtpaar niet meer. Hun afwezigheid duurt langer dan een vakantie, Maria maakt zich ongerust. En dan blijkt dat de man vermoord is, door een parkeerwachter, die hem uit woede neerstak, omdat zijn dochters door de gelukkige echtgenoot in de prostitutie zouden zijn beland. Zo staat het in de krant, een kort artikel na de moord. En dat was het, het einde van de man, van het stel, van de verliefden.

María legt contact met Louisa, de weduwe, en gaat zo deel uitmaken van het verhaal. Ze observeert nog steeds, maar zit er ook midden in. De lezer wordt steeds verder meegesleept in de gedachtekronkels van María en komt langzaam met haar achter de waarheid.
Geen boek om snel uit te lezen, wel om je in te verliezen.

(Dit is een verkorte versie van een stuk dat eerder verscheen op www.athenaeum.nl)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten