maandag 6 september 2021

De clandestienen

Youssouf Amine Elalamy - De clandestienen. Nijgh & van Ditmar, 2010 

Door de ogen en met de stemmen van bootvluchtelingen worden in korte, fragmentarische hoofdstukken hun levens blootgelegd, en de redenen van hun vertrek. Het verhalende en vaak poëtische taalgebruik roept direct duidelijke beelden op, die daardoor des te meer indruk maken. Zoals wanneer Chama drijvend op een stuk hout midden op zee dobbert:

‘Maar het doet er allemaal niet meer toe, nu ligt er een eeuwigheid voor mij. Een eeuwigheid min één dag als het me lukt om deze plank nog een paar uur vast te houden en meester te blijven over de kou die in mijn benen bijt, de honger die in mijn ingewanden brandt en het schuim dat aan mijn lippen vreet.’

Maar ook de achterblijvers worden gehoord. Zoals de moeder van Louafi, die niet wil geloven dat haar zoon dood is. Met de kleinst mogelijke stapjes begeeft ze zich naar het strand, om het moment van de waarheid uit te stellen, om het leven te rekken waarin zij nog samen is met haar zoon en hij in haar ogen nog niet is overleden.

‘Het waren stappen waarvan je zegt “zo klein waren ze” waarbij het “zo” past in de lege ruimte tussen je duim en wijsvinger; u bevindt zich in een boek, niet in een leven of in een film; wilt u zo vriendelijk zijn genoegen te nemen met woorden; “klein” is het enige woord dat er is om het mee uit te drukken, maar zelfs dat is al te groot om haar passen te beschrijven.’

Het is intrigerend hoe Elalamy hier het verhaal nog indringender weet te maken. Indringender dan de beelden van een film. Hij doet een beroep op het voorstellingsvermogen van de lezer, vraagt de lezer pas op de plaats te maken en niet zomaar zijn eigen betekenis aan het woord ‘klein’ te geven. Nee, het gaat om het ‘klein’ dat Elalamy voor ogen heeft. Tenslotte is er eerst het woord, dat van de schrijver, en pas dan het beeld, dat van de lezer.

De zinnen zijn soms traag, herhalen zichzelf, als de golven van de zee. Dan weer vluchtig om het gerucht te verspreiden over de doden op het strand. Elalamy speelt met de taal, hij schept beelden die je je eigenlijk niet wilt voorstellen. Van lijken op het strand, als dode vissen, met hun verminkte lichamen waar slierten zeewier overheen liggen. En dan sluit hij het doek en laat hij de lezer ontdaan achter: ‘En als er geen muziek en tromgeroffel bij klinkt, en er geen scherm is en geen kaartjes zijn, dan is dat omdat je over die verdronken mensen op het strand kunt zeggen wat je wilt, maar niet dat het maar een film is.

(eerder verschenen op Athenaeum.nl)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten