Carolijn Visser, Aan het einde van de regenboog, Meulenhoff,
1992
Na het lezen van dit boekje vraag je je af of ze er nog
zijn: de goudzoekers op het schiereiland Osa in Costa Rica. Waarschijnlijk wel,
mensen blijven altijd op zoek naar geluk, zeker als het voor hun gevoel voor
het oprapen ligt.
Carolijn Visser schrijft mooie reisboeken. Ze laat zich
onderdompelen in het land en de cultuur waar ze over schrijft. Voor dit verhaal verbleef ze een half jaar op
het schiereiland, sprak met de mensen daar, wat niet altijd makkelijk ging
omdat het in de eerste plaats goudzoekers waren die niet zomaar gingen
vertellen waar ze naar goud zochten en hoeveel ze daarmee verdienden.
De
lezer leeft mee met het primitieve bestaan van deze op zichzelf levende pioniers
met hun twisten en wantrouwen. Tegen beter weten in trekken ze dieper het
oerwoud in omdat daar een grote goudader zou liggen. Niemand weet er het fijne
van, maar men blijft zoeken. 
Eén van de goudzoekers heeft besloten niet langer met houwelen in de aarde te wroeten, maar verhandelt voor de anderen het goud dat ze gevonden hebben. Hij trekt door het oerwoud langs de armzalige hutjes en verkoopt het op het vaste land. Uiteraard houdt hij er zelf genoeg aan over. En er is een café, waar de woeste mannen en vrouwen hun zuur verdiende geld verdrinken.
Om terug te komen op de vraag of ze er nog zijn: vast wel, maar een stuk
minder. Aan het eind van het verslag van Visser blijkt dat de Japanners en
Amerikanen ook het goud ontdekt hebben en met
nieuwe technologie en grote ondernemingen de eenlingen verjagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten