Kees van Beijnum, Dichter op de Zeedijk, Nijgh & Van Ditmar, 1995.
Rondhangen in Amsterdam, opgevoed worden door je grootmoeder
die een café-hotel heeft naast de wallen. De vaste clientèle is je familie, het
hotel je thuis en je grootmoeder is je enige ouder. Dat is een schitterende
basis voor een boeiend verhaal.
Er passeren vreemde personages, die om de zoveel pagina’s
weer terugkomen. Zoals de dichter Vondel, met wie Constant gesprekken
fantaseert over gedichten, of Ben-van-het-deurtje, de oude man met wie hij een
roeiboot gaat bouwen. Hij hangt eindeloos op en onder bruggen en observeert, of
hij volgt zo onopvallend mogelijk zijn stadsgenoten. Veel zaken keren terug,
maar een groot deel van het verhaal bestaat uit anekdotes, met steeds dezelfde
hoofdpersoon in dezelfde setting. Mooie anekdotes, dat zeker, maar misschien
had ik iets meer een ontwikkeling van Constant verwacht. Wordt Constant ouder?
Gaat hij anders over dingen nadenken? De enige ontwikkeling die ik kon ontwaren
was dat hij verliefd raakt op de nieuwe barjuffrouw. Hij volgt haar, ze maken
samen wandelingen, maar de prille liefde verdampt wanneer zij besluit terug te
keren naar haar dorp.
De belevenissen zijn grappig en meeslepend beschreven, de
karakters worden geloofwaardig en tegelijkertijd karikaturaal neergezet.
Terecht overleefde het boek veertien drukken, de vijftiende werd helaas verramsjt.
Maar het boek heeft zich inmiddels wel bewezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten