Parijs eind jaren negentig is het decor, met een uitstapje
naar Groenland; een goedverdienende galeriehouder en zijn lelijke assistent
zijn de hoofdrolspelers. Een aantal vrouwen en kunstenaars hebben de bijrollen.
De hoofdlijn van het verhaal? Dat alles en iedereen er vandoor gaat. Als eerste
de galeriehouder, hij verlaat zijn vrouw en vertrekt vervolgens naar Groenland
om zeldzame eskimokunst uit een schip te halen. Met de moderne kunst loopt het
niet zo goed, dus is hij op zoek naar iets exclusiefs en authentieks. Als
tweede verdwijnt de assistent, die ineens dood blijkt te zijn en dus definitief
weg is. Alhoewel, definitief? Heeft de assistent misschien iets te maken met
het feit dat de eskimokunst uit de galerie wordt gestolen, die daarmee ook
foetsie is? En dan de vrouwen met wie de galeriehouder aanpapt. De ene keer
stapt hij op, de andere keer doen zij dat.
Het is vlot geschreven en origineel. Zo is de directe rede
geheel verweven in de tekst, geen aanhalingstekens openen en sluiten of
streepjes aan het begin van een uitgesproken zin. Als lezer volg je op de voet
de blik en gedachten van de personages, zit als het ware in het lijf van de
persoon, of je nu wilt of niet. Dat leidt ertoe dat je wordt meegesleurd en
doorleest.
Aan het einde komen alle uit elkaar gewaaierde levens weer
bij elkaar. De assistent, de eskimokust en op de allerlaatste pagina gaat de
galeriehouder op oudejaarsavond weer te rug naar het huis waar hij met zijn
vrouw woonde. Ze is echter verhuisd, zegt een jong ding dat aangeschoten
opendoet. Maar hij mag natuurlijk binnenkomen, er is een feestje. Even dan,
zegt hij, en ik ben weg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten