Oek de Jong, Hokwerda’s kind, Augustus, 2002.
Lang geleden las ik Opwaaiende zomerjurken, van
dezelfde auteur. De herinnering daaraan was goed, alhoewel ik niet meer precies
weet waarom. Met een positieve verwachting begon ik aan het lijvige werk
Hokwerda’s kind. De proloog beloofde veel, de beschrijving van een gebeurtenis
uit de kindertijd van Lin, de hoofdpersoon was mooi en intrigerend. De vader
daagt zijn dochter uit en zij laat zich niet kennen, twee sterke karakters die
voor een spannend verhaal kunnen zorgen. De stijl en de woordkeus beloofden
wat.
Na een aantal hoofdstukken verdween echter langzaam die
belofte. Wat me bijvoorbeeld opviel, was het woord ‘loom’ dat in een te kort
tijdsbestek veel te vaak gebruikt werd. Ik kan me niet voorstellen dat er geen
passende synoniemen of omschrijvingen door De Jong gevonden konden worden. Ook
de beschrijvingen en de dialogen waren af en toe storend, ofwel door hun
overbodigheid, ofwel door de te simpele woordkeus.
Desondanks bleef de verhaallijn sterk genoeg en ontwikkelde
het verhaal zich op een manier die de lezer meetrok.
Hopelijk herinner ik me die aspecten over een aantal jaren
en neem ik dan weer een boek van Oek de Jong ter hand in de verwachting een
mooi verhaal te gaan lezen, zoals Pier en Oceaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten