maandag 23 januari 2017

Aan het einde van de regenboog

Carolijn Visser, Aan het einde van de regenboog, Meulenhoff, 1992

Na het lezen van dit boekje vraag je je af of ze er nog zijn: de goudzoekers op het schiereiland Osa in Costa Rica. Waarschijnlijk wel, mensen blijven altijd op zoek naar geluk, zeker als het voor hun gevoel voor het oprapen ligt.

Carolijn Visser schrijft mooie reisboeken. Ze laat zich onderdompelen in het land en de cultuur waar ze over schrijft. Voor dit verhaal verbleef ze een half jaar op het schiereiland, sprak met de mensen daar, wat niet altijd makkelijk ging omdat het in de eerste plaats goudzoekers waren die niet zomaar gingen vertellen waar ze naar goud zochten en hoeveel ze daarmee verdienden. 
De lezer leeft mee met het primitieve bestaan van deze op zichzelf levende pioniers met hun twisten en wantrouwen. Tegen beter weten in trekken ze dieper het oerwoud in omdat daar een grote goudader zou liggen. Niemand weet er het fijne van, maar men blijft zoeken. 
Eén van de goudzoekers heeft besloten niet langer met houwelen in de aarde te wroeten, maar verhandelt voor de anderen het goud dat ze gevonden hebben. Hij trekt door het oerwoud langs de armzalige hutjes en verkoopt het op het vaste land. Uiteraard houdt hij er zelf genoeg aan over. En er is een café, waar de woeste mannen en vrouwen hun zuur verdiende geld verdrinken.


Om terug te komen op de vraag of ze er nog zijn: vast wel, maar een stuk minder. Aan het eind van het verslag van Visser blijkt dat de Japanners en Amerikanen ook het goud ontdekt hebben en met  nieuwe technologie en grote ondernemingen de eenlingen verjagen. 

maandag 16 januari 2017

Nazomer

Philippe Besson, Nazomer, Ambo, 2003.

Een mooie vondst: aan de hand van een min of meer bekend schilderij een verhaal schrijven. Het uitgangspunt is het schilderij van Edward Hopper, Nighthawks. Philippe Besson bedenkt wat de relatie tussen de personages is, waarom ze daar achter dat grote raam in dat verlaten café zitten. Kennen ze elkaar, hadden ze afgesproken of komen deze man en vrouw toevallig samen aan de bar te zitten? En wat doet de barman? Is hij aan het afluisteren, wordt hij bij het gesprek betrokken, geeft hij misschien advies? 

Besson heeft bedacht dat de vrouw een succesvol toneelschrijfster is die wacht op haar vriend. Maar die vriend komt niet, in plaats daarvan verschijnt haar ex-man Stephen. En die komt niet voor niets naar dit café, het was het stamcafé van hem en Louise en hij hoopte haar daar te ontmoeten. Het gesprek dat ontstaat verloopt moeizaam, er wordt gewacht, gezwegen en afgetast door Stephen. Maakt hij nog een kans? Wat is er over van hun oude liefde?

Bessons verhaal geeft goed de sfeer weer die Hopper uitbeeldt. Er gebeurt weinig, maar het is duidelijk dat er iets troosteloos in de lucht hangt. Een verlangen dat niet ingewilligd wordt, het wachten op een mooier moment. En dan is er nog de man met zijn rug naar de straat. Dat zou zo maar de lezer kunnen zijn die de gesprekken van Louise en Stephen van dichtbij volgt.