zondag 31 december 2017

Zolang niet alles is verteld

Marre van Dantzig, Zolang niet alles is verteld, Uitgeverij De Brouwerij, 2013.




Marre van Dantzig schreef met dit boek een ingetogen relaas over haar vader, Dolf van Dantzig, die geruime tijd zakelijk directeur van het Concertgebouworkest was. Het is een mooie combinatie van een persoonlijk verslag van haar vaders leven en de weergave van een tijdperk.
De twee verhaallijnen, die van haar vaders laatste jaren, waarin hij steeds meer in zichzelf keert en grip probeert te houden op het bestaan, en zijn turbulente leven van daarvoor, zijn in evenwicht en tonen tegelijk een indringend contrast. Zijn schuifelen door de tuin, het niet mee willen naar de dagopvang, de herinneringen die selectief bovenkomen; dit alles wordt afgezet tegen zijn drukke bestaan als zakelijk leider van een van de toporkesten van de wereld. Belangrijke dirigenten en componisten kwamen bij de familie over de vloer in het immense huis aan de Keizersgracht. Het tournee door Zuid-, Midden- en Noord-Amerika in de jaren zeventig was een even enerverende als succesvolle exercitie, zowel voor het orkest als voor Dolf van Dantzig zelf. Hij was uiteindelijk verantwoordelijk voor de financiën en voor het wel en wee van de soms veeleisende musici.
Maar ook zijn leven daarvoor is avontuurlijk geweest, zoals toen hij met zijn ouders in de Tweede Wereldoorlog via België en Frankrijk uiteindelijk in Zwitserland aankwam om zo te ontkomen aan de Duitsers. Of toen hij in zijn jonge jaren in het Verre Oosten zijn geluk beproefde als radiocorrespondent.
In korte hoofdstukken krijgt de lezer langzaam steeds meer facetten van het leven van Van Dantzig te zien. Mooi dat dit in ieder geval verteld is, want het besef dat niet alles weergegeven kan worden van voorbije tijden en een geleefd leven, komt ook in dit boek duidelijk naar voren: ‘Lang niet alles is verteld.’

dinsdag 26 december 2017

Het logboek van de ontdekkingsreiziger

Het logboek van de ontdekkingsreiziger

Een prachtig en rijk geïllustreerd boek over ontdekkingsreizigers uit de afgelopen eeuwen. Grote namen komen aan bod, zoals James Cook (de Stille Zuidzee), Bruce Chatwin (Patagonië) en Thor Heyerdahl (Zuid-Amerika), maar ook veel onbekende namen die juist bekendheid verdienen. Ze trotseerden woestijnen, regenwouden, oceanen en ijsvlaktes. Er komen kaartenmakers, antropologen, pioniers en biologen aan het woord.  Amateur en professionals.
Centraal staat echter het notitieboekje, het logboek. Wat ze noteerden en tekenden, dat is wat ons nu nog rest van hun verlangens de wereld te ontdekken.
De biografieën zijn kort maar geven een goed beeld van de ontdekkingen van die de persoon gemaakt heeft. Afbeeldingen van zijn of haar logboek, schetsen en aantekeningen maken het beeld volledig. Het voorwoord is van Redmond O'Hanlon, een klassieke ontdekkingsreiziger die niet onderdoet voor zijn voorgangers. Een must voor wie zelf van reizen houdt of van ontdekkingsreizigers.

zondag 26 november 2017

De seizoenen

Hoe zwaar kan het leven van een schrijver zijn? Hoeveel ontberingen moet hij trotseren om zijn wens, het schrijven van een verhaal, in vervulling te laten gaan? Bij de een gaat het misschien wat makkelijker dan bij de ander, maar Maurice Pons schetst in De seizoenen (Les saisons, vertaald door Mirjam de Vet) het schrijverschap als een heuse hellevaart. Niet alleen de leefomstandigheden van de hoofdpersoon zijn erbarmelijk, maar ook de inspiratie laat het pijnlijk afweten en wordt door van alles naar de achtergrond verdreven.

Siméon komt na een barre tocht door de bergen aan in een kil en nat dorp. Kil door de bewoners die hem vijandig ontvangen en nat doordat het onophoudelijk regent. Ze leven er in oude tochtige huizen en voeden zich enkel met linzen. Hij betrekt de zolder boven de enige herberg en wordt door iedereen met de grootste achterdocht bekeken. En juist in die vijandige omgeving houdt Siméon halsstarrig vast aan zijn roeping. Hij bezit het rotsvaste geloof dat een schrijver moet hebben om door te gaan. In de aanloop naar zijn roman, die vooral moet gaan over zijn zus die de vreselijkste dingen is overkomen in een kamp in de woestijn waar ook Siméon gevangen zat, begint hij een dagboek:
‘Ik zou me willen bevrijden van het verschrikkelijke geschreeuw dat mijn zusje uitstootte toen de hogepriesters haar kooi binnengingen en dat in het hele kamp weerklonk, een geluid dat ik herkende tussen alle andere geschreeuw. […] Mijn boek moet zich vullen met die kreten, dat weet ik zeker, maar hoe moet ik ze weergeven, met welke woorden?’
Maar van de roman komt het niet, vooral omdat hij niet meer rustig op zijn zolder kan zitten omdat hij een taak heeft gekregen. En een schrijver met een taak, dat werkt niet. Op een bijeenkomst van de dorpsraad, waarin alle 26 inwoners zitting hebben, wil men een beslissing nemen of de vreemdeling mag blijven. Siméon neemt het woord en probeert de waarde van zijn aanwezigheid duidelijk te maken door uit te leggen wat hij doet:
‘Ik werk met mijn blote handen. Ik fabriceer mijn woorden met klinkers en medeklinkers die ik aaneenvlecht als een mandenmaker. Met mijn mandjes en korfjes probeer ik schoonheid te vangen.’
Mooi gezegd, schoonheid vangen met woorden. Maar kan dat in een wereld waar geen schoonheid is, slechts druilerigheid, grijze luchten en onsympathieke mensen?

Wat Siméon niet lukt, lukt Pons uitermate goed: met woorden een andere wereld creëren die de lezer niet snel zal vergeten. De seizoenen is een indringende roman over een schrijver die er niet in slaagt woorden te vinden om zijn roman mee te vullen.

Eerder gepubliceerd op de website Anthenaeum (29 aug 2011)

dinsdag 14 november 2017

De boom in het land van de Toraja

Philippe Claudel, De boom in het land van de Toraja, De Bezige Bij, 2016.

Een filmmaker komt tijdens een verblijf op Sulawesi in contact met een apart volk, de Toraja. Wanneer iemand van de Toraja overlijdt, wordt hij tussen de wortels van een boom begraven. Ook worden vrienden en familie van over de hele wereld uitgenodigd de plechtigheid bij te wonen. De begrafenis kan daardoor maanden in beslag nemen.

Als de hoofdpersoon terug in Parijs is, krijgt hij het bericht dat zijn beste vriend en producent Eugène kanker heeft.
Het verhaal ontrolt zich met sprongen in de tijd. Eugène komt te overlijden, maar daarvoor hebben de twee vrienden nog vaak ontmoetingen en indringende gesprekken. Over het leven, de liefde, de auteur Kundera.
De ik-persoon observeert het leven, niet alleen de Toraja toen hij op reis was, en zijn vriend die ernstig ziek is, maar ook een vrouw in zijn appartementencomplex. Via het raam kan hij in haar appartement kijken en hij raakt door haar gefascineerd. Uiteindelijk komt het tot een ontmoeting met als gevolg een soort relatie. Maar hij heeft ook nog steeds contact met zijn ex. De ik staat in meerdere opzichten op een tweesprong: twee vrouwen, de dood en het leven, woord en beeld, toekomst en verleden.
herkenbaar voor velen, als we het complexe leven reduceren tot de basiswaarden. Wat hebben we nodig en waar zijn we bang voor.
Een mooi verhaal van een schrijver die zelf ook filmmaker is.

zondag 29 oktober 2017

Aan Frankrijk uitgeleverd

A. Alberts, Aan Frankrijk uitgeleverd, G.A. van Oorschot, 1963.

Na hun studie backpacken jongeren maanden door Australië, werken op cruiseschepen in het Caribische gebied of volgen duikcursussen op Aruba.
Maar hoe zou men reageren als iemand aan de portier van het ministerie van Buitenlandse Zaken vraagt of hij daar kan werken? Op vrijwillige basis. Gewoon, omdat hij graag in Nederland wil zijn, Nederlands wil leren. Een Fransman bijvoorbeeld.

A. Alberts vertrekt in 1937 naar Parijs en meldt zich bij het Franse Ministerie van Koloniën. Hij wordt aangenomen en mag zich nuttig maken.
Hij raakt verzeild in de enorme bureaucratie, de lange gangen en lege kamers met verborgen werkeloosheid, de onverschillige ambtenaren die netjes hun dagen volmaken en zich niet afvragen of het zinnig is wat ze doen. Hij stempelt brieven, verwerkt aanvragen, plakt enveloppen. En hij geniet ervan. Hij is in Parijs en leeft tussen de Fransen. Soms beleeft hij Kafkaiaanse situaties, dan weer slentert hij door de straten van Parijs als een personage uit een roman van Patrick Modiano.
In 1939 verandert de sfeer in Parijs, een nieuwe minister haalt de bezem door het ambtenarenapparaat, de werkeloosheid staat voor de deur en op een vrijwilliger zitten ze, terwijl iedereen voor zijn baantje moet vrezen, niet meer te wachten. Er is geen werk meer voor hem, hij verlaat Parijs en neemt de boot naar Indië. Op naar het volgende avontuur.
Het verhaal is een mooi tijdsdocument, Alberts observeert het Franse ambtenarenleven op een sobere en met droge humor doorspekte wijze. Met Parijs op de achtergrond.Zou er in de tussentijd veel veranderd zijn? Vast niet. Gaat het op de Nederlandse ministeries er in deze tijd ook zo aan toe? Vast wel. 

zondag 15 oktober 2017

Een nacht en een morgen

Remco Campert, Een nacht en een morgen, De Bezige Bij, 2014.


Schrijver Bert Wagendorp maakte een keuze uit het werk van Campert. In de inleiding licht hij de methode-Campert toe. Het gaat daarbij om de eerste drie zinnen  van een verhaal. Campert kan vaak de eerste zin niet vinden, die is er dus al wel , maar zweeft nog ergens in zijn brein rond. Als die zin is gevonden, gaat het vervolg Campert ogenschijnlijk zeer gemakkelijk af, waardoor hij zich afvraagt of het allemaal wel goed genoeg is. Maar daarin schuilt juist Camperts talent volgens Wagendorp.

Een aantal bekende verhalen is opgenomen, zoals het licht surrealistische Alle dagen feest, maar ook minder bekende, zoals Mijn halfbroer, een  tegelijk humoristisch en dieptragisch verhaal. 

'Vandaag is mijn halfbroer jarig. Vader wil er beslist naar toe, hoewel de kans groot is dat hij niet niet ontvangen zal worden. We gaan lopen, want een taxi vindt vader een onverantwoorde uitgave en de tram wil hij niet meer in sinds z, al weer jaren nu, die moderne wagens hebben waarvan de deuren automatische open- en dichtgaan. (...) '

En dat is nu juist Camperts kracht: lichtvoetigheid met een serieuze ondertoon.  Een heerlijke bundel om af en toe eens in te bladeren of je onder te dompelen in een groot deel van het oeuvre van deze nog steeds productieve schrijver.

zaterdag 7 oktober 2017

We hebben alles bij ons

Mooi voor de honderdste boekimpressie, een werk van eigen bodem.

Arjen van Meijgaard, We hebben alles bij ons, In de Knipscheer, 2017.

De relatie tussen Victor, de ik-figuur in We hebben alles bij ons, en zijn vader is problematisch. Na de scheiding van zijn ouders is de afstand tussen hem en zijn vader in dubbel opzicht groot geworden. Vader en zoon ontmoeten elkaar sporadisch, maar na een toevallige ontmoeting bij de tandarts worden de banden, zij het moeizaam, weer aangetrokken. Wanneer Victor zijn vader helpt verhuizen naar Portugal, komt de fragiele relatie tussen hen op scherp te staan. Drie dagen zijn ze aan elkaar overgeleverd in de benauwde cabine van een gammel busje. Victor kent de verhalen over zijn vader, veelal vrouwengeschiedenissen. 

Maar wie is die man werkelijk? En wat weet die man van hem? Langzaam wordt duidelijk dat ze meer op elkaar lijken dan Victor had gehoopt. Niet alleen door de gesprekken met zijn vader verliest hij grip op het leven, ook door zijn eigen buitenechtelijke affaire met Valerie, ooit zijn jeugdliefde. In een luchtige stijl worden de levens van beide mannen beschreven en reist de lezer mee op de zoektocht naar houvast en verklaringen.


In de boekwinkel te koop vanaf 26 oktober!

maandag 2 oktober 2017

Tien charmes

Paul Valéry, Tien charmes, Uitgeverij Vleugels, 2016.

Prachtige en kleine maar krachtige bundel met 10 gedichten van de Franse symbolist Paul Valéry. Ze komen uit een bundel uit 1922 met 22 gedichten, met de gelijknamige titel Charmes.

De verleider

Bochten, kronkelingen
Leugenaarsgeheim.
Kan er zoeter dwingen

Dat dit dralen zijn?
(...)

Een treffend beeld in soepel ritme van een verleider die in de rest van het gedicht vanuit zichzelf schrijft en aangeeft hoe gemeen hij is.

Bij het vertalen van poëzie ontstaat in veel gevallen een nieuw gedicht. Zo is de klank van woorden bij Valéry nauw verweven met de beelden en hoewel vertaler Paul Claes aangeeft dat het lastig is dat altijd consequent na te volgen, is het hem goed gelukt dicht bij de cadans en klanken van Valéry te blijven.

Claes geeft aan dat het niet om een strijd gaat de poëzie in vertaling te evenaren, maar om een spel. Hij is er meer dan vijftig jaar geleden mee begonnen en de bundel bevat dan ook een onvoltooid streven naar de volmaakte versie. 
Zoals de andere publicaties van uitgeverij Vleugels is dit een charmant kleinood in het tumultueuze geweld van de wereld.

maandag 25 september 2017

De verliefden

Javier Marias, De verliefden, Meulenhoff, 2012


Marías speelt een mooi spel met de lezer. De observaties van de hoofdpersoon, María Dolz, een vrouw van rond de veertig, werkzaam bij een uitgeverij, worden in lange zinnen, soms van een halve bladzijde, uit de doeken gedaan. Maar niet alleen wat zij ziet of meemaakt, dat zou in vijftig pagina’s verteld kunnen worden, of misschien wel minder, juist ook haar gedachtes en haar ideeën over de anderen, de mensen die een rol spelen in het verhaal. Zij bedenkt wat die anderen zouden kunnen denken en construeert op die manier de loop van de gebeurtenissen.

María Dolves ontbijt ieder morgen in hetzelfde café, min of meer op hetzelfde tijdstip. Aan een van de andere tafeltjes zit een echtpaar, een man en een vrouw die in haar ogen volmaakt gelukkig zijn. Terwijl ze hen observeert, vraagt ze zich af wat zij voor werk doen, waarover ze praten, en waarom het lijkt alsof ze elkaar net kennen, zo verliefd gaan ze met elkaar om en zo levendig en sprankelend zijn de gesprekken, niet alsof ze zojuist uit hetzelfde bed zijn opgestaan. Ook hun kinderen komen wel eens langs in het café.
Maar op een ochtend komt het echtpaar niet meer. Hun afwezigheid duurt langer dan een vakantie, Maria maakt zich ongerust. En dan blijkt dat de man vermoord is, door een parkeerwachter, die hem uit woede neerstak, omdat zijn dochters door de gelukkige echtgenoot in de prostitutie zouden zijn beland. Zo staat het in de krant, een kort artikel na de moord. En dat was het, het einde van de man, van het stel, van de verliefden.

María legt contact met Louisa, de weduwe, en gaat zo deel uitmaken van het verhaal. Ze observeert nog steeds, maar zit er ook midden in. De lezer wordt steeds verder meegesleept in de gedachtekronkels van María en komt langzaam met haar achter de waarheid.
Geen boek om snel uit te lezen, wel om je in te verliezen.

(Dit is een verkorte versie van een stuk dat eerder verscheen op www.athenaeum.nl)

maandag 18 september 2017

Misdaad en straf, een beeldroman

Distojevski, Korkos, Mairowitz, Misdaad en straf - een beeldverhaal, Atlas, 2011.

Moord, drank, armoede. Een paar woorden die het leven van Raskolnikov bepalen. Hij heeft een oude vrouw vermoord, een bloedzuigster die zonder medelijden arme mensen geld leende tegen veel te hoge rentes. 
'In deze wereld vergieten mensen bloed als champagne en worden dan weldoeners der mensheid genoemd - staatsmannen! Mensen met bommen bestoken is niet respectabeler dan wat ik heb gedaan.'
Hij moet uit handen zien te blijven van de politie, of is het beter zich aan te geven om zijn straf uit te zitten en daarmee juist verlossing te vinden?
  
Dat deze bekende roman van Dostojevski zich prima leent voor een stripversie hebben Alain Korkos (illustraties) en David Zane Mairowitz (tekst) bewezen met hun beeldroman uit 2008. In 2011 werd deze uitgave vertaald door Janneke van der Meulen.
Dick Matena heeft ooit De avonden van Gerard Reve omgezet in een graphic novel en daarbij de oorspronkelijke tekst integraal overgenomen. Dan ondersteunen de beelden het verhaal.
Deze Misdaad en straf is een soort hertaling waarbij de beelden veel meer zeggingskracht hebben en een deel van de tekst hebben overgenomen. De tekeningen zijn zwart-wit, hoekig en sober geven daarmee treffend de sfeer en periode weer waarin Raskolnikov moet zien te overleven.
Een mooie manier om kennis te maken met het werk van Dostojevski, én met dat van Korkos en Mairowitz, die ook Camus en Kafka hebben 'verstript'.

maandag 11 september 2017

Adieu Parijs

Léon Werth, Adieu Parijs, De Geus, 2016.

In Adieu Parijs (33 jours), nauwgezet vertaald door Marianne Gaasbeek, verhaalt Léon Werth over zijn vertrek uit Parijs aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. Het is niet alleen een ooggetuigenverslag, maar ook een reflectie op de hele situatie, een poging nuances aan te brengen tussen goed en kwaad, tussen het aansluiten bij de vijand of juist verzet plegen. De lezer zou zich kunnen afvragen hoe zijn of haar rol in een dergelijke onstuimige tijd zou zijn geweest.

Het is 1940 en de Duitsers staan op het punt om Parijs in te nemen. Een lange stoet burgers verlaat met allerhande vervoermiddelen en soms lopend de hoofdstad richting het zuiden. De vijftienjarige zoon van het echtpaar Werth is al eerder vertrokken, met twee vrienden. Pas 33 dagen later zullen ze weten of hij ook veilig is aangekomen. Léon vertrekt met zijn vrouw en de inwonende voormalige gouvernante in de hoop dat zij hun buitenhuis in Saint-Amour zullen bereiken. De tocht is uitputtend.

Léon Werth haalt in dit verslag mensen uit hokjes. Overwonnen Fransen hoeven niet per se de Duitsers te haten. Ze kunnen Hitler ook een zegen vinden voor het land. Maar als je heult met de vijand, kun je ook nog vluchtelingen in huis opnemen en helpen aan voedsel. Het is niet zwart-wit. En de vijand is niet altijd de vijand. Er zijn Duitsers die de Franse bevolking eten geven en met beleefdheid tegemoet treden, zich min of meer verontschuldigend voor de situatie. Er is zelfs een Duitse kolonel die zijn rang en wellicht ook leven riskeert omdat hij Werth aan benzine helpt.
De auteur vraagt ook expliciet aan de lezer om zich te ‘onthouden van een al te deugdzame verontwaardiging’ en niet te ‘oordelen vanuit de hoogte van de zuivere moraal.’

Nogmaals, niemand weet immers hoe hij of zij zelf in een dergelijke oorlogssituatie zou handelen.
Hebben we ons oordeel klaar op basis van de situatie om ons heen, of tasten we de werkelijkheid eerst af om vervolgens in te zien dat er veel kleuren zitten tussen zwart en wit.


(Dit is een verkorte versie van een stuk dat eerder verscheen op www.athenaeum.nl)

maandag 4 september 2017

Het meesterstuk

Anna Enquist, Het meesterstuk, De Arbeiderspers, 1994.

Anna Enquist kan niet alleen intrigerend over muziek schrijven, maar ook over beeldende kunst. Of misschien beter gezegd: ze verbindt kunst op een prachtige wijze met het alledaagse leven van mensen, of dat nu musici of schilders zijn. In Het meesterstuk speelt ook familie een belangrijke rol. Twee broers, van wie de ene getalenteerd is en de andere niet. Tenminste, zo lijkt het. Maar ben je getalenteerd omdat de omgeving, in dit geval de moeder, dat continu blijft benadrukken, en delf je het onderspit in een gezinsleven omdat diezelfde moeder je te min vindt? Wat doet de omgeving met de mens, wat is zijn eigen inbreng in de verloop van zijn leven? En een verdwenen vader kan ook nog heel veel impact hebben, zeker als die iets kon wat een van de kinderen ook heel graag wil kunnen: schilderen.

Het verhaal wordt vanuit verschillende perspectieven verteld, langzaam wordt de lezer meegevoerd naar een ontluisterend einde, waarbij verschillende mensen van hun voetstuk vallen.
Het is bekend dat familierelaties verstoord kunnen worden door eisen die mensen aan zichzelf en vooral ook aan anderen stellen, maar het blijft intrigerend, zeker als het nog eens zeer fraai wordt opgeschreven.

maandag 28 augustus 2017

De hel

Boudewijn Büch, De hel, Atlas, 1994

‘Je gaat naar de hel,’ zei Laroux Brockhaus tegen zijn jongeren broer Winkler die naast hem in de tuin een glas limonade zat te drinken.

Op deze manier wordt Winkler voorbereid op zijn eerste schooldag op het gymnasium. Geen al te voorspoedig vooruitzicht. Vervolgens zegt Laroux ook nog dat de echte hel misschien zelfs nog wel meevalt vergeleken met school.
Büch beschrijft hoe het de hoofdpersoon vergaat op zijn nieuwe school, en inderdaad, het blijkt geen pretje te zijn. De leraren zijn streng, verre van vriendelijk en bijzonder onredelijk, ook omdat hij de broer is van. Zelfs de rector pakt hem flink aan. Maar als de vader van Winkler zich ermee gaat bemoeien, keert het tij, en lijkt het er voor een aantal leraren niet best uit te zien.

Een mooie kijk op het schoolleven van vlak na de oorlog. Geen aanrader voor kinderen die net naar de brugklas gaan en er toch een beetje zenuwachtig voor zijn.

woensdag 28 juni 2017

In het huis van de dichter

Jan Brokken, In het huis van de dichter, Atlas Contact, 2008.

Jan Brokken heeft met In het huis van de dichter een ware hommage geschreven aan de virtuoze pianist Youri Egorov. Een prachtig indringend portret van een gevluchte Rus die in Nederland volop van het leven geniet en zijn talenten zo ontwikkelt dat hij menigeen tot tranen toe weet te roeren met zijn formidabele spel. Tegelijkertijd is het een beschrijving van een tijdperk.
Van hun eerste ontmoeting tot de laatste adem die de pianist uitademt beschrijft Jan Brokken hun innige vriendschap, het leven van Egorov, zijn muzikale prestaties. Een meeslepend verhaal, vooral naar het einde toe, waarbij je dan weer dicht op de huid zit van de jonge pianist en het volgende moment als een toeschouwer in de zaal naar zijn muziek luistert.

‘Hij zat op de bank. Bundels zonlicht vielen de woonkamer binnen. Hij kon op dat moment alleen nog licht van donker onderscheiden en rood van wit. Vreemd genoeg zag hij er goed uit, precies zo jong als hij was met een innemende glimlach die zijn wangen plooide. Wat haren waren weer aangegroeid dat ze zijn flaporen verborgen; zijn huid had de geelbruine tint teruggekregen die zijn gezicht een oosterse gloed gaf. (…) Toen stond hij op en schuifelde naar de voorkamer, waar zijn vleugel stond, een Steinway uit 1954, zijn geboortejaar, een concertvleugel met een volle sonore klank.’


Lees het boek en luister naar Egorov!

maandag 12 juni 2017

De horizon

Patrick Modiano, De horizon, Querido, 2014.

De boeken van Modiano zijn een perpetuum mobile van melancholie, het grijze verleden, verlaten straten in de avondschemering. De horizon sluit daar naadloos bij aan. De hoofdpersoon, een man van rond de zeventig, genaamd Bosmans, probeert zijn verleden te reconstrueren. Veertig jaar terug is er abrupt een einde gekomen aan een episode en pas nu komt Bosmans ertoe om de dunne draad die altijd is blijven bestaan weer op te pakken.

Tijdens een demonstratie komen Margaret le Coz en Bosmans, onbekenden voor elkaar, in een opstootje beiden in de knel te zitten. Zij verwondt zich, hij begeleidt haar naar een apotheek. Een voorzichtig contact ontstaat, hij haalt haar op van haar werk en ze zijn steeds vaker in elkaars bijzijn tot Margaret door een vreemde gebeurtenis plotseling Parijs moet verlaten. Hun levens scheiden zich, Bosmans blijft in verwarring alleen achter.
Wat hun relatie is, blijft onduidelijk. Geliefden? Vrienden? Eenzame stadsbewoners die toevallig aan elkaar zijn overgeleverd? Van Margaret komen we te weten dat ze in Berlijn is opgegroeid en in Annecy heeft gewerkt. Bosmans geeft alleen ergens aan dat ook hij een vreemdeling is in Parijs.

De zinnen zijn over het algemeen kort. Als gedachten die opkomen, aan elkaar geregen worden en van het een naar het ander leiden. Opsommingen zijn als de fotonegatieven die bekeken worden om wat voorbij is terug te roepen. Het lukt ten dele, maar toch ontstaat er een eenheid. Het verhaal is af, ondanks de leemtes, de overbelichting of juist de te korte sluitertijd. Of zoals hij ooit in een interview in Le Monde zei:

‘Om een roman te schrijven, moet je vertekenen, concentreren en significante details zoeken in het grauwe feitenmateriaal en ze vervolgens enorm vergroten.’ (Le Monde, 1973, als nawoord bij De Ring-Boulevards, De Arbeiderspers, 1974).


Laten we hopen dat Modiano nog heel lang details zal vinden in het mistige verleden om deze enorm te vergroten en te gieten in dezelfde woorden en dezelfde boeken, zodat het perpetuum mobile van de melancholie inderdaad in beweging blijft.

dinsdag 6 juni 2017

Zeewee

Marie Darrieussecq, Zeewee, Uitgeverij Vleugels, 2015

Deze novelle van de Franse schrijfster Marie Darrieussecq uit 1999 is prachtig vertaald door Mirjam de Veth. Uitgeverij Vleugels weet met haar Franse reeks steeds weer pareltjes op de Nederlandse markt te brengen. Niet alleen zijn het mooie verhalen, maar ook de uitgaves, vaak in kleine oplagen, zijn vakkundig en treffend vormgegeven.
In dit verhaal speelt de zee de hoofdrol, zij is een constante factor in het leven van een aantal mensen dat min of meer toevallig met elkaar in contact komt. Zo is er de moeder die met haar kind naar de kust trekt om aan haar leven te ontsnappen. Het is een vooropgezet plan, ze heeft geld en kan het een tijdje uitzingen. Dan is er ook haar schoonmoeder die op zoek gaat en natuurlijk laat haar man, de vader van het kind, dit ook niet zo maar gebeuren. Daarnaast wordt er een ijscoman opgevoerd die de moeder en dochter bij hun dagelijkse wandeling over de boulevard gadeslaat. En er is een surfinstructeur die een oogje heeft op de moeder.
De zee is steeds op de achtergrond aanwezig, met haar kleuren, geluid, eindeloze verte en onpeilbare dieptes. Aan de ene kant vormt ze een grens waardoor de mensen niet verder kunnen en elkaar tegen het lijf lopen, aan de andere kant is ze een vluchtweg waar niemand je kan vinden.

Le mal de mer heeft als mooie assonerende titel Zeewee gekregen. Een nieuw woord, in plaats van de letterlijke vertaling zeeziekte. Het kost even moeite om in het verhaal te komen en het is niet altijd duidelijk vanuit wie er verteld wordt, ook omdat er weinig namen genoemd worden, maar als je eenmaal meegevoerd wordt om de deining van het verhaal, is het een aangrijpend relaas over loslaten en keuzes maken.

dinsdag 30 mei 2017

Afscheidstournee

Vrouwkje Tuinman, Afscheidstournee, Cossee, 2016

'Een van de beste eigenschappen van Paolina was dat ze niet klaagde over het feit dat ze met haar dode schoonvader moest samenwonen.'

En dat niet voor een weekje omdat het bij een bepaalde godsdienstige traditie hoort, maar voor jaren, een halve eeuw om preciezer te zijn. Het gaat om het lichaam van Niccolò Paganini. In 1840 overlijdt deze uitmuntende violist, maar zijn lichaam mag niet in gewijde grond begraven worden, om de dubieuze reden dat hij, omdat hij zo'n virtuoos was, waarschijnlijk door de duivel bezeten zou zijn. Dus niet op een katholiek kerkhof, terwijl dat wel is wat Achille, zijn enige zoon, wil. Deze erft een landgoed, een muzikaal oeuvre en het lichaam van zijn vader dat steeds tijdelijk ergens ondergebracht moet worden.

Vrouwkje Tuinman is er goed in geslaagd op vermakelijke wijze een origineel verhaal te vertellen. Vanuit een liefhebbende zoon die alles in het werk stelt om zijn vader een eervolle begrafenis te geven.

maandag 22 mei 2017

Mevrouw Verona daalt de heuvel af

Dimitri Verhulst, Mevrouw Verona daalt de heuvel af, Pandora, 2006
Schitterende novelle die niet meer tijd in beslag neemt 
dan het afdalen van een heuvel. De laatste afdaling van mevrouw Verona, terwijl ze haar leven overdenkt en herinneringen ophaalt. Een afgelegen dorp, een afgelegen heuvel, maar wel haar heuvel en haar dorp. Het hout is op voor de kachel, ze heeft nog een laatste zwerfhond die haar vergezelt, maar ze hoeft niet meer de klim naar boven te maken. Een klim die ze zo eindeloos vaak heeft gemaakt.
Verhulst weet dit kleine leven groots en indrukwekkend te brengen. Niet dramatisch, maar wel met veel gevoel. Daarbij is de stijl ook prachtig, zinnen die de aandacht vasthouden, nieuwe woorden die de lezer verleiden.
'Toen de vergauweloosden nog verliefden waren hadden zij zich gezworen niet te willen leven zonder elkaar, ze hadden de zin van hun bestaan overgemaakt aan elkaar en het verdwijnen van de een zou om het verdwijnen van de ander schreeuwen. Bij bejaarden gaat dat vaker op een natuurlijke wijze: valt de ene dood dan haast de andere zich om te sterven zonder dat het moeite kost.'

Een boekje om van tijd tot tijd te herlezen. Omdat op een gegeven moment iedereen de heuvel zal afdalen.

maandag 15 mei 2017

Montaigne, een indiaan en de neus van Max Kader

Abdelkader Benali, Montaigne, een indiaan en de neus van Max Kader, Atlas Contact, 2015

Een surrealistisch boek over een matige schrijver die nooit ver van huis is geweest en dan plotseling naar Canada vertrekt. Hij wil een biografie schrijven over Montaigne, maar komt daar maar moeilijk aan toe. Hij heeft rust nodig en krijgt dat thuis niet. Ze vinden het thuis bij hem, vooral zijn moeder dan, maar raar dat hij zich stort op deze Fransman uit een ver verleden.
Max Kader heeft al twee boeken geschreven, maar die verkopen slecht. Tijdens een signeersessie komt er slechts één persoon opdagen, een meisje genaamd Claudia. Ze reizen samen weer naar hun thuisstad en worden zowaar een stelletje.

Max denkt met een schrijversbeurs de rust en tijd te vinden om in het buitenland verder te werken aan Montaigne. In Canada mag hij komen schrijven, en als hij met Claudia daar aankomt, blijkt er een schrijversfestival te zijn. De schrijvers proberen elkaar de loef af te steken, hebben kritiek op de organisatie, zijn jaloers, vinden zichzelf beter dan de anderen en discussiëren constant over wie de volgende Nobelprijs zal krijgen. 

Oktober kwam eraan en dus ging het over de mogelijke Nobelprijswinnaar. zou het Roth worden of een onbekende, ritmisch flossende Mongool?
'Leeft die ouwe Szymborska eigenlijk nog?' wilde een Chinese auteur weten. 'Zij was de laatste echte winnaar. Zo onverwacht.'


Hierna lopen gaan werkelijkheid en dromen door elkaar lopen. Of gebeurde dat de hele tijd al?
De lezer wordt zonder het door te hebben op het verkeerde been gezet. De enige echte houvast bieden de citaten van het werk Montaigne over bijvoorbeeld kannibalen, enige verzen van Virgilius of over ijdelheid. Een amusant boek dat sowieso aanspoort weer eens iets van Montaigne te lezen. 





donderdag 11 mei 2017

Reisavonturen & Bedevaartstochten

Jaap scholten, Reisavonturen & Bedevaartstochten, Uitgeverij Contact, 2002

Zoals bij een warenhuis vroeger op de gevel stond waar het nog weer gevestigd was, zo staan op de kaft van dit boek de plaatsnamen waar de verschillende verhalen zich afspelen: Marseille, Lockenhaus, Tanger, Boekarest, Cornish (...). Daarbij spreken de palmboom en ondergaande zon, hoe cliché ook, tot de verbeelding. Dan ben ik al snel verkocht, zeker als het boek ook nog gesigneerd is door de auteur.

Het zijn vermakelijke beschrijvingen, zoals wanneer Jaap Scholten op bezoek gaat bij Saul Bellow in Tanger, 'de laatste overlevende van de generatie die Tanger roem verschafte'. Of wanneer hij in 1990 naar gravin Erzsébet Báthory op zoek gaat in Hongarije. Deze dracula-vrouw zou in haar kastelen meer dan zeshonderd jonge vrouwen hebben vermoord omdat zij ervan overtuigd was dat maagdenbloed de geest jong en de huid soepel zou houden. Een andere 'bedevaart' gaat naar Spanje, naar het huis waar Salvador Dalí, Fréderico García Lorca en Luis Buñuel hebben samengewoond. Een beroemde schilder, dichter en een filmer. Hij vindt nog één persoon die de drie heeft meegemaakt, ene José Bello, inmiddels 96 jaar oud. Deze kroongetuige vertelt smeuïge verhalen over het drietal, of eigenlijk viertal, want zelf hoorde hij er ook bij.

Scholten weet het mooi te verwoorden en zet deze -soms vergeten- beroemdheden opnieuw in de schijnwerpers.  

dinsdag 21 maart 2017

Het sprongbeen

Albertine Sarrazin, Het sprongbeen, De Bezige Bij, 2013

Het leven van Albertine Sarrazin ging niet over rozen. Direct na haar geboorte in 1967 in Algerije, wordt ze afgestaan aan een kindertehuis en vervolgens, op tweejarige leeftijd, geadopteerd. Als ze zestien is, een tenger en klein meisje,  vlucht ze uit een internaat en komt ze liftend aan in Parijs. Met een vriendin pleegt ze een overval en komt in de gevangenis terecht, waar ze zeven jaar moet blijven. Maar ook dan weet ze te ontsnappen,  ze springt van een tien meter hoge muur en breekt daarbij haar sprongbeen (een beentje in de voet). Op dit punt begint haar autobiografische roman:


‘De hemel was zeker tien meter naar beneden geschoven. Ik bleef zitten, ik had geen haast. Door de klap waren de stenen waarschijnlijk gebroken, mijn rechterhand tastte rond over puin. Ik haalde adem en geleidelijk aan doofde de stilte de neerslag van de sterrenexplosie.’

Het is het verhaal van en over een schrijvende en dichtende criminele, die zich niets lijkt aan te trekken van de regels en afspraken die in een maatschappij gelden, ze heeft haar eigen waarden en normen. Ze is niet trots op haar leven, maar wel op zichzelf. Zo is ze en daar moeten de mensen het mee doen.

De Amerikaanse zangeres Patti Smith schreef een lyrisch voorwoord. Ze herkent zich in het leven van Sarrazin, in het ‘gevangen zitten in het verwarrende drama van wachten – op de muze, op hem – (…). Sarrazin geeft zich bloot, zonder bedoeling, zonder iets te willen duiden, en daardoor laat ze de lezer onomwonden zien dat het goed is te zijn wie te bent, te vechten voor je eigen vrijheid en van het leven te maken wat er van te maken valt.

maandag 27 februari 2017

Wit geld

Bernlef, Wit geld, Querido, 2014.

Bernlef kan het: een wereld schetsen die op het eerste gezicht duidelijk lijkt, maar waar verwarring en raadselen uiteindelijk de boventoon voeren. Het begon met zijn meesterwerk Hersenschimmen. De leefomgeving van de hoofdpersoon wordt steeds warriger, er trekt een waas op om zijn observaties en gedachten. Bernlefs laatste boek, Wit geld, vaart voor een groot deel door op dezelfde thematiek. Het zijn korte verhalen, de een beter gelukt dan de ander, maar die verwarring, de vage grens tussen werkelijkheid en onwerkelijkheid heeft Bernlef nog steeds prachtig weten uit te diepen.



De hoofdpersonen willen iets, zijn op zoek naar antwoorden op vragen, ze slagen er echter niet in hun doel in het leven te bereiken. Vaak buiten hun eigen schuld om. Soms is de werkelijkheid zo verwarrend, dat ze niet eens weten wat hun plek daarin is, vergelijk ook Bernlefs mooie novelle De Pianoman, die hij schreef voor de Boekenweek. De personages uit het werk van Bernlef vragen zich, soms bewust, soms onbewust af: Wie ben ik? Wat doe ik hier? Waarom ben ik hier? De hoofdpersoon uit Hersenschimmen kan deze vragen steeds minder goed beantwoorden, de personages uit Wit geld hebben er ook geen duidelijke repliek op. En juist de zoektocht naar de antwoorden zorgt voor spanning, de lezer wordt meegevoerd in het verlangen naar een oplossing.




maandag 20 februari 2017

Ik heb gedood

Blaise Cendrars, Ik heb gedood, Uitgeverij Vleugels, 2016

Dit indringende korte verhaal, in een prachtige vertaling van Mirjam de Veth, geeft treffend aan hoe de schrijver Blaise Cendrars de Eerste Wereldoorlog heeft ervaren. Hij meldde zich aan het begin van de oorlog vrijwillig bij het Franse vreemdelingenlegioen.
Cendrars heeft voor hij zich in 1910 in Parijs vestigde veel rondgereisd. Als schrijver werd hij onder andere beïnvloed door de avant-garde dichter Apollinaire. 

In dit korte verlag legt hij de gruwelijkheden van de oorlog bloot, als toeschouwer en als deelnemer. Beeldend beschrijft hij het wel en wee van de frontsoldaten: de gevechten, het rondtrekken, de doelloosheid en wreedheid van de oorlog. 'We hebben de lichtgevende zee van de loopgraven gezien, en de zwarte kraters.' Hij begint groot, als door een groothoeklens: 'Daar komende ze. Uit alle windstreken. Dag en nacht'. Om in detail te eindigen bij een moord: ‘Ik heb voor het eerst toegeslagen. Ik heb gevoel voor realiteit, ik, de dichter.'

Het is een fraaie uitgave. Ingenaaid, met een rustige bladspiegel met rode letters. Ook het omslag is mooi vormgegeven.

maandag 13 februari 2017

De laatste nachten van Parijs

Philippe Soupault, De laatste nachten van Parijs, Coppens&Frenks, 2012

De laatste nachten van Parijs is de meest surrealistische roman van Soupault: rode draden die door de dwaaltochten van de hoofdpersoon lopen zijn het toeval, mysterieuze scènes en het alles overheersende lege en nachtelijke Parijs. De ik uit het verhaal is in de ban van Georgette, een meisje dat als een nachtvlinder door de straten gaat, af en toe met een man een nietszeggend hotelletje in duikt om daarna weer haar tocht door de duistere straten voort te zetten. Hij ziet haar voor het eerst in een café, volgt haar en samen lopen ze door de stad.

Volgens vertaalster Mirjam de Veth schrijft Soupault niet om logisch te verklaren en het onbekende tot het bekende te herleiden, zoals ook de surrealisten de logische rede afwezen. Soupault schrijft juist ‘om de wereld die vreemd en vertrouwd is als een droom te ervaren’. En de nacht is bij uitstek geschikt om ruimte te geven aan magie en surrealistische gebeurtenissen. ’s Nachts kan alles en jaagt een ieder zijn dromen na, de dag vernauwt het leven weer tot de realiteit die zichtbaar is. Dat gold in 1928 en dat geldt nog steeds, zeker in een stad als Parijs.
Wederom een prachtige roman in een prachtige uitgave van Coppens & Frenks

maandag 6 februari 2017

Je moet veel van mannen houden

Marie Darrieussecq, Je moet veel van mannen houden, Singel Uitgeverijen, 2014

Een prachtige roman waarin Heart of Darkness in zijn volle betekenis weer tot leven wordt gewekt. Een gelaagde roman over het leven van een vrouw, een zoektocht naar de liefde, een film die uiteindelijk de originele roman wil overtreffen. Over acteren en regisseren, sturen en gestuurd worden. Een gelaagde en geslaagde roman.


Marie Darrieussecq duikt met de roman Je moet veel van mannen houden niet alleen diep in het hart van Afrika, maar ook in de ziel van de hoofdpersoon Solange, een redelijk succesvolle Franse actrice die in Hollywood woont. Solange geeft zich volledig over aan een Afrikaanse regisseur, achter wie ze letterlijk en figuurlijk aan blijft lopen. Ook de lezer wordt verleid, maar dan door Darrieussecq, die zich heel af en toe als alwetende verteller laat zien. 

De roman is een knappe ontrafeling van een vrouw en haar verlangens. Niet voor niets ontving de schrijfster voor deze roman de Prix des Prix 2013 en de Prix des Médicis. 

maandag 23 januari 2017

Aan het einde van de regenboog

Carolijn Visser, Aan het einde van de regenboog, Meulenhoff, 1992

Na het lezen van dit boekje vraag je je af of ze er nog zijn: de goudzoekers op het schiereiland Osa in Costa Rica. Waarschijnlijk wel, mensen blijven altijd op zoek naar geluk, zeker als het voor hun gevoel voor het oprapen ligt.

Carolijn Visser schrijft mooie reisboeken. Ze laat zich onderdompelen in het land en de cultuur waar ze over schrijft. Voor dit verhaal verbleef ze een half jaar op het schiereiland, sprak met de mensen daar, wat niet altijd makkelijk ging omdat het in de eerste plaats goudzoekers waren die niet zomaar gingen vertellen waar ze naar goud zochten en hoeveel ze daarmee verdienden. 
De lezer leeft mee met het primitieve bestaan van deze op zichzelf levende pioniers met hun twisten en wantrouwen. Tegen beter weten in trekken ze dieper het oerwoud in omdat daar een grote goudader zou liggen. Niemand weet er het fijne van, maar men blijft zoeken. 
Eén van de goudzoekers heeft besloten niet langer met houwelen in de aarde te wroeten, maar verhandelt voor de anderen het goud dat ze gevonden hebben. Hij trekt door het oerwoud langs de armzalige hutjes en verkoopt het op het vaste land. Uiteraard houdt hij er zelf genoeg aan over. En er is een café, waar de woeste mannen en vrouwen hun zuur verdiende geld verdrinken.


Om terug te komen op de vraag of ze er nog zijn: vast wel, maar een stuk minder. Aan het eind van het verslag van Visser blijkt dat de Japanners en Amerikanen ook het goud ontdekt hebben en met  nieuwe technologie en grote ondernemingen de eenlingen verjagen. 

maandag 16 januari 2017

Nazomer

Philippe Besson, Nazomer, Ambo, 2003.

Een mooie vondst: aan de hand van een min of meer bekend schilderij een verhaal schrijven. Het uitgangspunt is het schilderij van Edward Hopper, Nighthawks. Philippe Besson bedenkt wat de relatie tussen de personages is, waarom ze daar achter dat grote raam in dat verlaten café zitten. Kennen ze elkaar, hadden ze afgesproken of komen deze man en vrouw toevallig samen aan de bar te zitten? En wat doet de barman? Is hij aan het afluisteren, wordt hij bij het gesprek betrokken, geeft hij misschien advies? 

Besson heeft bedacht dat de vrouw een succesvol toneelschrijfster is die wacht op haar vriend. Maar die vriend komt niet, in plaats daarvan verschijnt haar ex-man Stephen. En die komt niet voor niets naar dit café, het was het stamcafé van hem en Louise en hij hoopte haar daar te ontmoeten. Het gesprek dat ontstaat verloopt moeizaam, er wordt gewacht, gezwegen en afgetast door Stephen. Maakt hij nog een kans? Wat is er over van hun oude liefde?

Bessons verhaal geeft goed de sfeer weer die Hopper uitbeeldt. Er gebeurt weinig, maar het is duidelijk dat er iets troosteloos in de lucht hangt. Een verlangen dat niet ingewilligd wordt, het wachten op een mooier moment. En dan is er nog de man met zijn rug naar de straat. Dat zou zo maar de lezer kunnen zijn die de gesprekken van Louise en Stephen van dichtbij volgt.