zaterdag 7 september 2013

Verdaagd verdriet

Patrick Modiano, Verdaagd verdriet, De Arbeiderspers, 1990

Zoals veel van Modiano’s romans, gaat ook Verdaagd verdriet over de jeugd van de hoofdpersoon. Hij herinnert zich of probeert zich te herinneren in welke wereld hij als kind leefde. Hij reconstrueert zijn jeugd om de vervaagde beelden van vroeger in te kleuren. En gelukkig lukt hem dat maar ten dele en blijft er een waas over de dagen hangen waarin Patrick als jongetje van tien met zijn broertje in een huis vlak buiten Parijs woonde. Niet met zijn ouders, maar met vrienden van zijn ouders. Drie vrouwen woonden permanent in het huis, anderen kwamen dikwijls op bezoek. Wie die vrouwen en hun vrienden precies zijn, weet Patrick niet en pas op latere leeftijd komt hij erachter dat zij tot het circuit van oplichters en criminelen uit het naoorlogse Parijs behoorden. Maar voor hem waren de kleine Hélène en de stoere Roger Vincent zijn opvoeders en gaven ze om hem.

Het zijn juist de halve verklaringen voor en invulling van de gebeurtenissen die de boeken van Modiano zo intrigerend maken. Veel blijft oningevuld waardoor de lezer meegesleept wordt in de melancholieke belevingswereld van de hoofdpersoon. Bij dit boek dacht ik aan de eerste regels van het gedicht Het kind en ik van Martinus Nijhof die, hoewel zeer Nederlands, toch aansluiten bij de thematiek van Modiano:

Ik zou een dag uit vissen
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
Met de hand een wak in ’t kroos.

Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.

woensdag 28 augustus 2013

Evenaar

Miguel Sousa Tavares, Evenaar, Ambo, 2003.

Twee kleine eilandjes voor de kust van Afrika, precies op de evenaar gelegen, bepalen de verhouding tussen Engeland en Portugal rond 1900. Het gaat om São Tomé en Principe, die samen de kleinste kolonie van Portugal vormen. Er wordt cacao verbouwd, veel cacao, en de werknemers van de plantages komen voornamelijk uit Angola, een andere kolonie van Portugal. Komen ze vrijwillig? En kunnen ze nadat hun vijfjarig contract is afgelopen weer terug naar hun geboorteland? De plantage-eigenaren menen van wel, Engeland, een belangrijke afnemer van de cacao, beweert van niet en wil de beide eilandjes boycotten.
Louis Bernardo wordt door de koning van Portugal gevraagd zijn mooie leventje in Lissabon achter zich te laten om zich als gouverneur te vestigen op São Tomé. Hij moet onderzoeken of er inderdaad nog slavenarbeid voorkomt zoals de Engelsen beweren, en zo ja, dan moet hij zorgen dat de plantage-eigenaren hun arbeidskrachten als werknemers zullen behandelen; zo nee, dan moet hij de Engelse consul die ook op het eiland woont, daarvan zien te overtuigen. En dan is er nog de vrouw van de Engelse consul, een mooie en hartstochtelijke vrouw voor wie Louis Bernardo onherroepelijk valt.

Het is een lang verhaal met veel inleidingen en introducties van de personages. Pas op een kwart van het boek arriveert Louis Bernardo op het eiland en kan hij met zijn taak beginnen. Alle pagina’s ervoor worden gebruikt om een uitgebreide karakterschets van hem te geven en om de politieke situatie van Portugal te schetsen. De conflicten waar Louis Bernardo mee te maken krijgt op de eilanden zijn boeiender beschreven dan zijn liefdesverhouding met de vrouw van de Engelse consul. Iets te vaak en uitvoerig wordt benadrukt hoeveel ze om elkaar geven en waar ze allemaal de liefde bedrijven. Toch is het al met al een mooie historische roman over twee onbelangrijke eilandjes rond 1900. 

zaterdag 17 augustus 2013

Caesarion

Tommy Wieringa, Caesarion, De Bezige Bij, 2009.

Nadat ik een aantal jaar geleden Joe Speedboot las heb ik eindelijk de tijd gevonden een tweede boek van Wieringa te lezen. Het viel niet tegen, zeker niet. Caesarion is een doorwrocht werk met een mooie rode draad: de verhouding tussen een moeder en haar zoon. Zoals een goed verhaal betaamt wordt pas langzaam duidelijk waaruit die relatie bestaat, en vooral wat er mist.  Ludwig leeft van zijn piano en is na vele omzwervingen, dankzij en ondanks zijn moeder, terug op de plek waar zij misschien wel het meest gelukkig waren. Maar ook op de plek waar hij achter het geheim van zijn moeder kwam. Aan de kust van Engeland, waar hun huis ooit stond, maar nu is opgegaan in de golven.

En dan is er nog zijn vader, een architect die megalomane projecten verzint, zich heeft afgekeerd van de wereld en uiteindelijk ook van zijn zoon. Toch gaat Ludwig naar hem op zoek.
Joe Speedboot was vermakelijk, Caesarion vond ik goed en was meeslepend. Nu ligt Dit zijn de namen te wachten. Ik ben benieuwd.

woensdag 7 augustus 2013

Souvenir de Paris

Drs. P., Souvenir de Paris, Nijgh & Van Ditmar, 2009.

Bij het grootste antiquariaat van het land vond ik in de Ramsj een boekje over Parijs van Drs. P. Hij ook al, dacht ik? Vrijwel iedereen is er dus geweest en heeft er iets over geschreven. Maar ook dit keer is het de moeite waard. Hij haalt herinneringen op aan zijn eerste ontmoeting met de stad:
‘Hoe ik daar kwam is een lang verhaal, maar in januari 1945 zat ik in een militaire vrachtwagen die Parijs binnenreed. Een groezelige, winterse stad, maar wel Parijs. We passeerden de Seine, zagen de Eiffeltoren. Alles was echt.’
Zo zal voor velen Parijs zijn: echt. Het valt niet tegen, hoe hoog de verwachtingen ook gespannen zijn, hoe veel je er ook over gehoord of gedroomd hebt, Parijs stelt niet teleur. Toen niet en ook nu niet.
Drs. P. verhaalt over zijn verblijf met andere Nederlands. Ze hadden weinig te besteden, maar vermaakten zich best. ‘ Parijs was veel klappertanden waard. Vuil en schaarste alom, maar de métro reed, de mensen en voertuigen krioelden, en er werd van alles tentoongesteld, opgevoerd, gespeeld, verhandeld, beleefd.’
Hij speelde piano voor Amerikaanse soldaten, bezocht bordeelachtige etablissementen, dwaalde door nachtelijk Parijs.

Naast de herinneringen vertelt hij o.a. over de eerste stadsplattegronden en vangt tout Paris in een aantal gedichten, in het Nederlands en Frans. Deze liefdesbetuigingen aan Parijs zijn de moeite waard dus. 

zaterdag 27 juli 2013

Kind van het Ereveld

Remco Reiding, Kind van het Ereveld, D33 Publicaties, 2012.

Onderzoeksjournalistiek is een lastig genre. Het onderzoek kan interessant zijn, maar hoe het is opgeschreven niet. Of andersom. Remco Reiding is het gelukt om een boeiend onderwerp tot de verbeelding te laten spreken. Voor mij althans. Maar ongetwijfeld ook voor anderen. Hij ging op zoek naar de nabestaanden van de in Leusden begraven oorlogsslachtoffers uit WO II. Russen die krijgsgevangen waren genomen door de Duitsers, in erbarmelijke omstandigheden hun laatste levensdagen of maanden door moesten brengen, ver weg van waar ze gevochten hadden en nog verder weg vanwaar hun geliefden woonden. En die wisten niet wat er met hun zonen, mannen of vaders was gebeurd. Reiding speurde en vond enkele familieleden terug die hem vol dankbaarheid opnamen alsof hij hun verloren zoon was. 

Het zijn tragische verhalen die na zestig jaar toch nog een klein beetje een mooi einde krijgen.

woensdag 19 juni 2013

Het paard Ugo

Marnix Gijsen, Het paard Ugo, Meulenhof, 1941.

In de Troost van de Slapstick roemt Arnon Grunberg de schrijver Marnix Gijsen en dan vooral twee van zijn romans: De kroeg van groot verdriet en Het paard Ugo. Volgens Grunberg begrijpt Gijsen dat het in het leven om de kleine gevoelens gaat en niet om de grote. Hij imponeert niet met ingewikkelde zinnen en roept geen spanning op die toch niet wordt waargemaakt. Onlangs deed iemand een stapel boeken weg en heb ik Het paard Ugo er tussenuit gevist. Ik wilde wel eens zien of Grunberg gelijk had.
  
Het is 1941, de hoofdpersoon heeft een saaie kantoorbaan in New York en woont met zijn vrouw in een kleine flat. Ze zijn niet gelukkig samen. Hij leeft de dagen als een noodzakelijk kwaad, de enige dingen die voor afleiding zorgen zijn het oude paard van een man die met ijs en kolen langs de deuren gaat en een vrouw met wie hij op kantoor de liefde bedrijft. Het decor is het Amerika dat op het punt staat zich te mengen in de Tweede Wereld Oorlog, waardoor een fin de siècle-gevoel ontstaat. Gedurende het verhaal wordt het karakter van de hoofdpersoon duidelijk, een cynische man en je weet dat je hem aan het einde van het boek alleen achterlaat, in New York, met zijn kantoorbaan en onsympathieke vrouw. Het paard Ugo is dood, de vrouw die hem beminde heeft hij afgewezen, maar ‘het is een feit dat al mijn echte en ingebeelde problemen plots van me afvielen als oude gewaden en dat ik maagdelijk stond tegenover maandag 6 december 1941, de aanvang van de hergeboorte van onze vrije wereld met, - dat moet gezegd,-  al haar ontzettende wanstaltige problemen.’
  
Grunberg heeft gelijk, de stijl van Gijsen is onopgesmukt en direct. De gebeurtenissen die hij beschrijft zijn onbeduidend in het grotere geheel, maar belangrijk voor de hoofdpersoon. Dood, liefde en verlangen op kleine schaal, als onvermijdelijk onderdeel van het leven van alle dag, dat is wat de lezer herkent en waarmee hij zich kan identificeren, ik althans wel.

Het paard Ugo is zeker de moeite waard gelezen te worden, een heruitgave van dit boek zou heel wat nieuw verschenen boeken overbodig maken. 

maandag 13 mei 2013

Hokwerda's kind


Oek de Jong, Hokwerda’s kind, Augustus, 2002.

Lang geleden las ik Opwaaiende zomerjurken, van dezelfde auteur. De herinnering daaraan was goed, alhoewel ik niet meer precies weet waarom. Met een positieve verwachting begon ik aan het lijvige werk Hokwerda’s kind. De proloog beloofde veel, de beschrijving van een gebeurtenis uit de kindertijd van Lin, de hoofdpersoon was mooi en intrigerend. De vader daagt zijn dochter uit en zij laat zich niet kennen, twee sterke karakters die voor een spannend verhaal kunnen zorgen. De stijl en de woordkeus beloofden wat.
Na een aantal hoofdstukken verdween echter langzaam die belofte. Wat me bijvoorbeeld opviel, was het woord ‘loom’ dat in een te kort tijdsbestek veel te vaak gebruikt werd. Ik kan me niet voorstellen dat er geen passende synoniemen of omschrijvingen door De Jong gevonden konden worden. Ook de beschrijvingen en de dialogen waren af en toe storend, ofwel door hun overbodigheid, ofwel door de te simpele woordkeus.
Desondanks bleef de verhaallijn sterk genoeg en ontwikkelde het verhaal zich op een manier die de lezer meetrok.
Hopelijk herinner ik me die aspecten over een aantal jaren en neem ik dan weer een boek van Oek de Jong ter hand in de verwachting een mooi verhaal te gaan lezen, zoals Pier en Oceaan.

donderdag 18 april 2013

Parijse Feesten


Ethel Portnoy, Parijse Feesten, Meulenhoff, 2004.


Het bekendste boek van de in 2004 overleden schrijfster Ethel Portnoy is misschien wel Broodje Aap. Zij heeft uiteraard meer geschreven, vooral veel verhalen en essays, maar ook een aantal romans. Ooit ben ik er in één begonnen Bange mensen, maar het is me niet gelukt het uit te lezen. Ik heb het geprobeerd, dacht ik, maar waarschijnlijk lees ik nooit meer iets van Portnoy. Tot ik haar naam een paar keer tegenkwam in verband met Nederlandse schrijvers en kunstenaars die in de jaren vijftig, zestig en zeventig in Parijs verbleven. Toen ik daarna het boek Parijse feesten in een boekhandel zag staan, besloot ik het nog eens te proberen. Daar heb ik geen spijt van gehad.
Het boek bevat autobiografische verhalen over Ethel in Parijs, voor het grootste deel over haar leven met Rudy Kousbroek, maar ook Remco Campert, Karel Appel en vele andere bekende en minder bekende Nederlanders passeren de revue. Annus Mirabilis, Place de la Contrescarpe en Parijse spoken, over haar komst naar Parijs en haar eerste jaren met Rudy, vind ik de mooiste, maar ook de andere verhalen zijn zeer de moeite waard. Tenminste, voor wie van Parijs houdt en er het liefst ook rond had willen lopen in de tijd dat de Karel Appel, Hugo Claus, Remco Campert en Ed van der Elsken er de eindjes aan elkaar knoopten en aan het begin van hun artistieke carrière stonden. 

zaterdag 13 april 2013

De naam van een torero


Luis Sepúlveda, De naam van een torero, Meulenhoff, 1995.
     

Twee mannen moeten op zoek naar een gestolen schat uit de WO II, de een voor een verzekeringsinstelling, de ander voor een ex-nazi die de gouden munten terug wil. De mannen waren beide guerrillastrijders en zijn aan elkaar gewaagd. Twee Duitse soldaten hadden de gouden munten gestolen in 1941, een van hen vluchtte ermee naar Vuurland, de ander kon Duitsland niet meer uit en is inmiddels dood. Hij heeft nooit kunnen profiteren van de rijkdom die in het verschiet lag.
Het lijkt een spannende jongensroman of een script van een goedkope B-film. Maar het is eerder een geëngageerd verhaal, waar fout en goed door elkaar heen lopen. Het regime van Pinochet, de socialistische en communistische ideologieën waardoor Latijns Amerika in verschillende burgeroorlogen verstrikt raakte, racisme in de jaren negentig in Duitsland, het komt in deze relatief dunne roman allemaal aan de orde. Sepúveda’s stijl leest snel en boeit, hij doseert de informatie op de juiste manier. Het thrillerachtige aspect voert hier en daar de boventoon, zeker bij het plot en het is wat ongeloofwaardig dat iedereen in het boek de naam van de stierenvechter van Hemingway kent, maar dat maakte het boek niet minder boeiend.  

dinsdag 2 april 2013

Herinnering aan mijn droeve hoeren


Gabriël García Marquez, Herinnering aan mijn droeve hoeren, Meulenhoff, 2004.

Iemand die tevergeefs wacht; het trage verstrijken van de dag; een diep gewortelde hang naar het verleden; het verlangen naar iets onbereikbaars, dit zijn beelden die me te binnen schieten als ik aan Gabriel García Márquez denk. Ze zijn in ieder geval van toepassing op de boeken die ik van hem gelezen heb en gelden gelukkig ook weer op zijn roman Herinnering aan mijn droeve hoeren.
Een man doet zichzelf voor zijn negentigste verjaardag een apart cadeau: een passievolle nacht met een hoer, een jong maagdelijk meisje. Een bordeelhoudster die hem van vroeg goed kent, kan dit regelen. Alleen, wanneer hij aankomt, slaapt het meisje en wil hij haar niet wekken. Dat gebeurt niet de eerste nacht, maar de tweede en de derde nacht ook. Hij is bij haar terwijl het meisje het niet beseft. Hij wacht, hij hoopt en hij berust en ondertussen komen zijn herinneringen boven aan het leven dat achter hem ligt en zijn gedachten aan de naderende dood. 
Het lezen van Mijn droeve hoeren deed me verlangen naar Honderd jaar eenzaamheid, maar ik weet dat als ik dat weer uit heb, ik De kolonel krijgt nooit post weer wil lezen, en daarna Over liefde en andere duivels, enzovoort. Was dit boek maar wat dikker geweest, dan had ik er langer van kunnen genieten.

vrijdag 29 maart 2013

De Duif


Patrick Süskind, De Duif, Bert Bakker, 1987

Wat doe je als je ’s morgens je kamer uitkomt om naar de wc te gaan en er zit een duif in de gang? De hoofdpersoon uit deze novelle schrikt er zodanig van dat hij zijn hele leven laat ontregelen. Hij durft zijn kamer niet uit, pist uit vrees en nood in de wasbak en fantaseert de duif tot angstaanjagende proporties. Wat nu?
Uiteindelijk besluit Jonathan toch naar zijn werk te gaan, hij is portier bij een bank, maar hij wil onder geen beding terug naar zijn kamer. Hij spiegelt zichzelf een vreselijk toekomst voor, ontheemd, op straat levend zonder baan en zonder huis. En dat allemaal door die duif.
De 104 pagina’s lezen als een trein, je begrijpt de angsten van de hoofdpersoon, maar wil hem tegelijkertijd ervan doordringen dat het allemaal niet zo’n vaart zal lopen. Op voortreffelijke wijze illustreert Süskind hier dat kleine gebeurtenissen in een mensenleven desastreuze gevolgen kunnen hebben.
Het Parfum, van dezelfde auteur, heb ik destijds gelezen en vond ik ook goed, maar De Duif spreekt me vele malen meer aan. Op een bepaalde manier is het verhaal geloofwaardiger, echter. Of zou het komen omdat het in Parijs speelt en de hoofdpersoon me sterk deed denken die van De zondagen Jean Dézert, een van mijn favoriete boeken? Af en toe herlees ik dat boek, met De Duif zal ik dat ook doen.

maandag 25 maart 2013

Huurders en onderhuurders


Hella S. Haasse, Huurders en onderhuurders, Querido, 1971.
  
Toen de vierde van de Grote Vier overleed, heb ik direct een boek van haar gekocht. De omslag sprak me aan, het zou van Willink kunnen zijn, een groot statig huis achter een strak geknipte heg tegen een diepblauwe lucht. Of was het ooit lichtblauw en is het in de afgelopen veertig jaar verkleurd. Maar wordt het dan juist niet lichter?
Huurders en onderhuurders is van alle tijden. Je thuis zou je basis moeten zijn van waaruit je veilig de wereld kunt verkennen. Maar wat als je een kamer huurt in een huis met niet gelijkgestemden? Dat botst, zoals ook in dit boek. De huiskamergeleerde, die ooit een dichtbundel heeft gepubliceerd, is met zijn eenvoudige en zorgzame vrouw de huurder. De onderhuurders zijn een bevlogen docent die een kamer nodig heeft om zijn leerlingen bijles te geven; een penningmeester van een vrouwenleesclub die er dubieuze praktijken op na zou willen houden; een onderzoekster aan een universiteit die aan een boek werkt, op zolder. En dan is er nog een ongeziene en niet geregistreerde huurder. Genoeg ingrediënten voor wrijving, intriges, infiltraties, maar dan met een beheerste spanning die niet de boventoon voert. Het gaat om mensen en hun drijfveren en in het statige huis komt alles komt en gaat alles weer uiteen.
Voor iedereen die overweegt met vreemden in een huis te gaan wonen, of voor iedereen die daarover zou willen lezen. 

donderdag 21 maart 2013

Geleende levens


Bernlef, Geleende levens, Querido, 2010

Hersenschimmen blijft in mijn top tien lijstje staan, wat er ook nog mag verschijnen en wat ik ook nog zal ontdekken.  Wat ik verder van Bernlef las kwam daar niet bovenuit. Ook niet Geleende levens, wat niet wil zeggen dat het niet de moeite waard is. Zeker het eerste en het laatste verhaal zijn dat.
In De rol van zijn leven komt een bekende soapacteur op straat te staan omdat hij al te lang meedraait. De jongeren zouden afhaken bij het kijken en daarom is er voor gekozen dat hij in de serie komt de overlijden. Plotseling zonder enige aanleiding, zoals ook het bericht van de producent dat hij uit de soap wordt geschreven. Geen man over boord zou je denken, je bent beroemd, hebt een netwerk en kan zo wel weer aan de slag. Maar dat blijkt niet het geval te zijn als je jaren wordt geïdentificeerd met iemand die er dan opeens niet meer is. De man achter het personage verdwijnt net zo makkelijk.
In het derde verhaal, Eeuwige roem, bestaat een nietszeggende ambtenaar derde klasse bij de gratie van de gevallen dictator uit zijn land. Hij moet de standbeelden bewaken die nu van alle pleinen worden weggehaald en waar niemand meer in is geïnteresseerd. Hij bewaakt een leven dat voorbij is en is daar tevreden mee. Tot op een dag een gladde zakenman de beelden meeneemt en de bewaker een nieuwe toekomst belooft, een ander leven dan hij tot nu toe leidde.
Bernlef zal nog lang gelezen worden, en hopelijk ook deze bundel waarin door hem op het onuitputtelijke thema identiteit inventief en boeiend wordt gevarieerd.

zondag 17 maart 2013

God en Godin


Leo Vroman, God en Godin, Querido, 1967.

Wat is een goed gedicht? Moet het een kloppend rijmschema hebben, bol staan van de metaforen, niet te lang en niet te kort zijn, hermetisch, associatief? Ik geef toe dat ik het niet weet, maar ik weet wel wat ik mooie poëzie vind. God en Godin van Leo Vroman bijvoorbeeld. Vierenzestig pagina’s (ongeveer 2000 regels) vol boeiende en Vromannaains taalgebruik:

Stapvoets op eigen schaduw
zag hij zich zigzag klimmen
en gruis, gruis gruisvoets
onder zijn neerkijkend hoofd
voorbijgaan, grijnzend van het hijgen
ijlde de adem al uit zijn bijna
naar slapte snakkende de mond

God was in het kille noordelijke Calvinistische landschap geboren en strak in een keurslijf opgevoed. Godin komt uit het Zuiden, naakt en zonder schaamte, één met de natuur. God  ontsnapt en trekt naar het Zuiden waar hij Godin ontmoet. Ze leven paradijselijk als Adam en Eva. Als God over zijn thuisland vertelt, wil Godin erheen, zij wil de mensen daar losmaken, vrijmaken van de bekrompenheid en bedektheid. Zelfs al moet ze ‘kleren dragen en ruiken hoe tegen de nacht de geur van je zweet bederft in zieke wol zonder vel’. Ze gaan op weg. Godin dreigt het echter niet te redden in het koude Noorden, ze ‘bleef doorgaan met plaatselijk verbleken.’ Toch overwint de warmte en het licht dat letterlijk in haar schuilt, juist als ze in het ziekenhuis ligt om onderzocht te worden:

De machines kwamen tot stilstand
Er was geen geluid
Godin keek om zich heen en
op trillende benen
gehoorzaamden zij.
De stralen waren totaal verblindend
en zo wellustverwekkend
dat alle aanwezigen
zichzelf ontdekkend
zich ontkleedden.

Ik zou graag nog meer willen citeren om ook de taalgrapjes en zelfkritiek van Vroman te illustreren, maar als je het zelf leest, komt het pas echt over zoals Vroman het bedoeld heeft. De woorden, het ritme en het verhaal maken God en Godin tot een schitterend gedicht dat iedere poëzieliefhebber zou moeten lezen.

woensdag 13 maart 2013

De nacht


Christian Gailly, De nacht, Uitgeverij Bert Bakker, 2003.

Een verhaal over jazz, liefde en toeval. Of bestaat het laatste niet? Simon, een monteur van verwarmingsinstallaties en ooit een beroemd jazzpianist, heeft een klus in een badplaats. Het is laat. Hij mist de trein terug, komt in een jazzclub terecht en blijft daar hangen. De hele nacht. Een vrouw achter de bar, haar stem, de vleugel die tussen twee nummers in onberoerd op het podium staat, de alcohol: dat alles is aanleiding en gevolg. Het gevolg van zijn keuze de trein te missen, de aanleiding om zijn leven te veranderen en weer piano te gaan spelen.
Zijn vrouw wacht thuis, in Parijs. Simon mist ook de trein de volgende ochtend. Op het strand met de vrouw van de jazzclub wacht hij op de volgende. Zijn vrouw wil niet meer wachten. Ze pakt de auto om haar man op te halen. Ze voelt dat ze hem aan het verliezen is.
Het verhaal wordt verteld door een vriend van Simon. Korte zinnen, soms met veel afstand, dan net of hij erbij was. Maar Simon heeft juist alles weer aan hem verteld. De lezer heeft het dus uit de tweede hand, gefilterd. Zoals laat zonlicht dat door een wapperende vitrage de kamer binnenvalt. Met lome jazzmuziek op de achtergrond.
Schitterend geschreven en beschreven. Niet voor niets won Christian Gailly met dit boek in 2002 de Prix du Livre Inter.

woensdag 6 maart 2013

Gesloten circuit


Gerrit Komrij, Gesloten circuit, De Arbeiderspers, 1982.

Gerrit Komrij, de grote roerganger, polemist, criticus van alle facetten van de cultuur, dichter, schrijver, vertaler en bloemlezer. Het is moeilijk te zeggen waar hij het beste in was of in welke hoedanigheid hij over honderd jaar geciteerd zal worden.
Als dichter en polemist vind ik hem het sterkst, en aangezien zijn polemieken voor het grootste deel tijdgebonden zijn, gok ik op zijn dichterschap.
Hij schrijft geen diepzinnige of moeilijk te doorgronden poëzie, maar vakwerk is het wel. Rijm en metrum kloppen en hij gebruikt mooie metaforen. De beelden zijn eenduidig, maar treffend. Zoals in het eerste couplet van ‘Het onzichtbare labyrint’
            Er is geen vrijheid in de zandwoestijn,
            Al staan er nergens hekken, nergens palen.
            Het is maar beter  - als je vrij wilt zijn -
            Om sierlijk door een labyrint te dwalen.
Ook de andere gedichten uit Gesloten circuit, sommige sonnetten met een echte chute, andere opgebouwd uit kwatrijnen met een vast rijmschema, lezen lekker, je deint mee op de jambe’s en trocheén, en wordt naar het eindrijm toe gezogen. Maar is vakwerk inderdaad genoeg om groot te blijven?
Voor in de uitgave van Gesloten circuit die ik enige tijd geleden aanschafte, heeft de vorige eigenaar geschreven:
4 mei 1985
36 gedichten voor
f. 25,50; per gedicht:
f 0,71; voor een kroket
betaal je meer.
Komrij kan altijd nog de toekomst in als de dichter wiens gedichten goedkoper waren dan een tussendoortje uit de muur.

zondag 3 maart 2013

De dood van Angèle Degroux

Hendrik Marsman, De dood van Angèle Degroux, Querido, 1933

Marsman zal voornamelijk bekend zijn en nog gelezen worden om zijn poëzie. Maar hij heeft ook proza geschreven, waaronder De dood van Angèle Degroux. Een intrigerend verhaal waarvan de woorden en zinnen overduidelijk met de zorg van een dichter zijn gewogen en uiteindelijk gekozen.
Het thema is kort samen te vatten: een liefde tussen een man en een vrouw die niet tot bloei komt, maar blijft steken in angsten en twijfels van beide kanten. Toch ik zou de roman tekort doen door het zo eenvoudig weer te geven. Marsman beschrijft op een schitterende manier de tragische gedachten van beide geliefden. De twijfel van Charles, het aantrekken en afstoten van Angèle, zijn harde masker waar soms een glimp van zwakte doorheen schijnt, tegenover de onzekerheid van Angèle, haar pogingen om toenadering te zoeken maar ook weer haar bruuske vertrek op het moment suprême. En dan speelt alles zich ook nog eens voor het grootste deel in Parijs af, een stad die zich uitstekend leent voor eenzame gevoelens en hartstochtelijke verlangens.
Om de zoveel jaar herlees ik het boek en ik begin Charles en Angèle steeds beter te begrijpen. Misschien ben ik iets te lyrisch, maar dat mag wel als je iets mooi vindt.

woensdag 27 februari 2013

De stad der blinden

José Saramago, De stad der blinden, Meulenhoff, 1998. 
   
Iedereen heeft wel eens de angst plotseling, zonder reden of ziekbed, blind te worden. Je probeert je voor te stellen hoe het is om niets meer te kunnen zien van wat je altijd zag, de wereld zal alleen nog uit herinneringen en geluiden bestaan. Je vertrouwt erop dat als je het overkomt, er genoeg hulpmiddelen zijn en mensen om je heen om toch nog en menswaardig bestaan te hebben.
In De stad der blinden verliest niet één persoon zomaar het gezichtsvermogen, maar een hele stad, een heel land. Het is een besmettelijke ziekte, de eerste groep die blind wordt, wordt daarom afgezonderd in een oude kazerne en als melaatsen behandeld. Saramago beschrijft op indringende wijze hoe het zou gaan wanneer blinden op elkaar zijn aangewezen. Normen en waarden vervagen, het wordt een strijd om eten en macht. Hij laat één vrouw niet blind worden, nota bene de vrouw van een oogarts. Zij kan onmogelijk iedereen helpen, slechts de paar mensen om haar heen probeert ze in leven te houden door op zoek te gaan naar eten.
Het is angstig om te beseffen hoe afhankelijk we zijn van onze ogen, dat het zintuig zicht misschien wel het belangrijkste is. Of zou de wereld ook in elkaar storten als niemand meer kan horen, of ruiken of proeven? 

zaterdag 23 februari 2013

Ik ben weg

Jean Enchenoz, Ik ben weg, Parijs 1999, in het Nederlands verschenen bij De Geus, 2000.

Parijs eind jaren negentig is het decor, met een uitstapje naar Groenland; een goedverdienende galeriehouder en zijn lelijke assistent zijn de hoofdrolspelers. Een aantal vrouwen en kunstenaars hebben de bijrollen. De hoofdlijn van het verhaal? Dat alles en iedereen er vandoor gaat. Als eerste de galeriehouder, hij verlaat zijn vrouw en vertrekt vervolgens naar Groenland om zeldzame eskimokunst uit een schip te halen. Met de moderne kunst loopt het niet zo goed, dus is hij op zoek naar iets exclusiefs en authentieks. Als tweede verdwijnt de assistent, die ineens dood blijkt te zijn en dus definitief weg is. Alhoewel, definitief? Heeft de assistent misschien iets te maken met het feit dat de eskimokunst uit de galerie wordt gestolen, die daarmee ook foetsie is? En dan de vrouwen met wie de galeriehouder aanpapt. De ene keer stapt hij op, de andere keer doen zij dat.
Het is vlot geschreven en origineel. Zo is de directe rede geheel verweven in de tekst, geen aanhalingstekens openen en sluiten of streepjes aan het begin van een uitgesproken zin. Als lezer volg je op de voet de blik en gedachten van de personages, zit als het ware in het lijf van de persoon, of je nu wilt of niet. Dat leidt ertoe dat je wordt meegesleurd en doorleest.
Aan het einde komen alle uit elkaar gewaaierde levens weer bij elkaar. De assistent, de eskimokust en op de allerlaatste pagina gaat de galeriehouder op oudejaarsavond weer te rug naar het huis waar hij met zijn vrouw woonde. Ze is echter verhuisd, zegt een jong ding dat aangeschoten opendoet. Maar hij mag natuurlijk binnenkomen, er is een feestje. Even dan, zegt hij, en ik ben weg.

donderdag 21 februari 2013

De man met de urn

R.J. Peskens, De man met de urn, G.A. van Oorschot, 1981.

Een uitgave in eigen beheer, zo kun je deze verhalenbundel ook noemen. Peskens was immers het alter ego van G.A. van Oorschot. Het zijn vooral autobiografische verhalen waarin de weerzin naar zijn geboortestad (Vlissingen) een belangrijke rol speelt. Hij wordt bijvoorbeeld uitgenodigd een lezing te komen houden en laat deze volstrek uit de hand lopen omdat hij er vanaf het begin af aan geen zin in had.
Het titelverhaal gaat over een man die geen afscheid kan nemen van zijn overleden vrouw en haar as in een run overal mee naartoe zeult. Niet dat hij weigert te accepteren dat zij overleden is, maar hij vindt dat ze nog steeds alles samen moeten doen, net als vroeger. Dit is met stip het beste verhaal in de bundel. De eenzaamheid, het halsstarrig vasthouden aan een waanbeeld, de gekte die zich langzaam maar heel natuurlijk meester maakt van de weduwnaar tillen het verhaal op een hoger plan. Dit verhaal en ook  De bloemenkoopman, over een man de blijft geloven in het feit dat hij ooit het winnende lot in de loterij zal kopen, maken de bundel de moeite waard. Maar lees eerst, als je dat nog niet gedaan hebt, Mijn tante Coleta, van dezelfde schrijver, bij dezelfde uitgever. Zulke boeken mogen vaker in eigen beheer verschijnen. 

maandag 18 februari 2013

De afspraak


Justin Lévy, De afspraak, Parijs 1995, Nederlandse vertaling bij Prometheus, 1995. 

Ik ben het beste wat mama ooit is overkomen. Dat beweert ze tenminste.
'Je bent een wonder, mijn kleine wondertje,' zei ze vaak tegen me in een opwelling van treurigheid.

Louise zit op haar moeder te wachten op een terrasje in Parijs. Ze heeft al een sterk vermoeden dat haar moeder niet zal komen opdagen, maar toch blijft ze wachten. Langzaam wordt aan de hand van de herinneringen die Louise ophaalt terwijl ze wacht, een beeld gevormd van de moeder. Een mondaine, eigengereide vrouw die eigenlijk altijd met zichzelf bezig is en nooit tijd heeft gehad voor haar dochter. En ook op deze dag zal dat weer niet anders zijn. De afspraak was dat ze zou komen, maar dat gebeurt niet. En hoewel Louise besluit met de woorden dat ze altijd zal blijven wachten, weet je dat dat, net als vandaag, tevergeefs zal zijn.

Een mooi en vlot geschreven boek waarin de twijfel, hoop en verwachting worden beschreven van een meisje van achttien dat blijft geloven in haar moeder.